Steden schuilen niet | Stylos Column

Steden schuilen niet | Stedenbouw in coronatijd

Toen de dichter Joseph Brodsky decennia geleden uit zijn hotelraam naar buiten keek, kwam een zin in hem op. “Steden schuilen niet wanneer het regent.” De uitspraak staat nu al jaren levensgroot op een gebouw in Rotterdam, te zien als je de A13 oprijdt op weg naar Delft. Hij is me al vaker opgevallen, maar helemaal nu de halve wereld thuiszit en de steden er verlaten bij liggen. Want wat blijft er nu nog over van de steden?

Een verlaten Coolsingel, een lege Markt, een eenzame Eiffeltoren, een uitgestorven Venetië. Je kan niet om de beelden heen die op sociale media rondzwermen. Nu iedereen zo veel mogelijk thuisblijft om verspreiding van het coronavirus te beperken, ontstaan er rare situaties. Mensen zijn op weg naar de supermarkt, of naar de echt nodige afspraken, maar maken geen gebruik van de openbare ruimte in de stad. De stad is slechts een plek waar we doorheen wandelen om maar wat zonlicht te pakken, in plaats van een gezamenlijke plek waar iedereen gebruik van maakt. De bankjes naast de openbare bibliotheek in Delft zelfs zijn opgeklapt. Het voelt vreemd, nu iedereen zo binnenshuis leeft. De stedelijke huiselijkheid bruist, maar is onzichtbaar. Je moet echt weten dat mensen binnen zitten om te beseffen dat er wel degelijk leven in de brouwerij zit. De steden zijn leeg en houden hun adem in.

Binnen probeert iedereen het normale leven zo goed mogelijk door te zetten. De tips voor thuiswerken en tegelijkertijd je gezin of sociale netwerk onderhouden vliegen je om de oren. Bij de een gaat het vast gemakkelijker dan bij de ander. De een duikt gewoon zijn werkkamer in, de ander verbouwt eerst zijn hele huis om voorbereid te zijn op de komende weken. Ik hoorde onlangs iemand die eerst eens alle slaapkamers en werkkamer had omgegooid, om maar de fijnste plekjes voor alle momenten op de dag te creëren. Dit is blijkbaar ook het moment om je huis nog meer een huis te maken. Om van de architectuur om je heen een thuis te maken.

En buiten onze huizen dan? Daar beginnen de vogels gewoon vrolijk te fluiten, kuikentjes springen voorbij, bloesem bloeit op. De natuur gaat gewoon door. Het milieu is er zelfs best blij mee. Er is in deze vreemde lente ook plek voor nieuwe dingen. De creativiteit van bewoners en ondernemers bloeit op. Ze vragen zich af, hoe kunnen we hier met zijn allen het beste van maken? Hoe erg de gevolgen ook zullen blijken later, de vorige economische crisis was een broedplaats voor kleine initiatieven. Crisis brengt ook samen. En wat is meer stedenbouwkunde dan stedelijke saamhorigheid en creatieve initiatieven?

Goed. Ik ben begonnen met een harde uitspraak over hoe stoer onze steden zijn. Ik eindig met een stoere uitspraak van Jules Deelder over hoe lief onze mensen zijn. “De omgeving van de mens is de medemens.” Denk aan anderen. Hoe mooie steden we ook bouwen, alleen kom je er niet.